Druiven snoeien

Het snoeien van druivelaars maar ook van andere fruitsoorten is een zeer belangrijke ingreep op de gewassen teneinde de oogst veilig te stellen.
Bij druiven wordt er zowel in de winter (wintersnoei) als in de zomer (zomersnoei) gesnoeid.
In de winter wanneer de druivelaar in rust is snoeien we houtachtige takken in.
In de zomer wanneer hij in volle groei is, zijn het eerder de jonge kruidachtige scheuten (ranken) die we innijpen of insnoeien.
Beide snoeien zijn even belangrijk om zowel hetzelfde jaar maar ook de toekomstige vruchtzetting te verzekeren. De snoei die ik hier summier wil bespreken geldt hier vooral voor druiven die in openlucht gekweekt worden maar kunnen eveneens van toepassing zijn voor kasdruiven zij het dat deze eerder (december) gesnoeid dienen te worden. Het is vooral de vruchthoutsnoei die ik hier nader wil toelichten.

Wintersnoei

De wintersnoei van de druivelaar gebeurt het best in januari – februari.
Te vroege snoei geeft een voortijdig uitlopen van de knoppen die bij vroege nachtvorst de jonge scheuten of botten fataal kunnen zijn, dus geen aanrader.
Te late snoei heeft doodbloeden van de druif tot gevolg en is dus ook geen aanrader. Grote wonden kunnen perfect herstellen – enkel toebranden – zodoende ontsnapt er geen sap en is de druivelaar gered, dit is wel enkel een s.o.s.-middel, dus: beter voorkomen dan genezen is hier de boodschap.
Wintersnoei is vooral nodig om de plant een vorm te geven (vormsnoei), maar ook om een weelderijke oogst aan vruchten te bekomen (vruchthoutsnoei).
Wat vooral belangrijk is, is de jaarlijkse onderhoud- of vruchthoutsnoei, daarom wil ik stap voor stap, zonder franjes, de nodige en noodzakelijke uitleg geven om aan een optimale opbrengst te komen.

De twee mogelijke snoeivormen in de winter zijn:

 

Een snoer bestaat uit slechts één gesteltak die men omhoog leidt.

Een espalier uit 3 tot 4 gesteltakken per druivelaar. Deze gesteltakken dienen 40- tot 50 cm uit elkaar te staan, dit laatste om ze voldoende ruimte te bieden tot ontwikkeling van de ranken. Op deze gesteltakken komen later ranken met eventueel druiventrossen op.

Men vertrekt steeds van een jonge plant met sterke scheut. Deze scheut wordt ingesnoeid op 60 cm boven de grond. Op deze wijze ontstaan er 3 tot 4 ranken die men moet leiden en vastbinden tot een espalier of leivorm.
Ieder jaar snoeien we de zijranken van de nieuwe gesteltakken in op een paar ogen en de verlengenis wordt ook ieder jaar op 60 cm ingesnoeid teneinde voldoende zijscheuten te bekomen. Het snoeien van de verlenging houdt op tot wanneer onze gesteltak van de druivelaar de gewenste hoogt bereikt heeft. Deze laatste vormen later de definitieve gesteltakken die de ruggengraat van de druivelaar wordt en die vele jaren de vorm zullen bepalen.

2. Onderhouds- of vruchthoutssnoei

Elke zijscheut op de gesteltak wordt ingesnoeid op 2 à 4 ogen.
Afhankelijk van de soort (Boskoop Glory: 2- en Witte Van der Laan: 4 ogen). Uit deze ogen ontstaan in de loop van het groeiseizoen nieuwe ranken waarop evt. trossen komen.

Snoeiwijze:
Tijdens de ontwikkeling van de ranken snoeit men deze in op 2 bladeren voorbij de tros. Het is mogelijk dat er op 1 rank meerdere trossen komen. Men behoudt slechts de tros die dichtst tegen de gesteltak staat. Ranken waarop geen tros aanwezig is, snoeit men in op 40 cm. Uit de okselscheuten van de 2 bovenste bladeren ontstaan nu nieuwe scheuten die men steeds insnoeit op 1 blad. Alleen de verlenging van de jonge nog te vormen gesteltak wordt met rust gelaten.
Uit de oksels van de twee bladeren komen opnieuw scheuten die men op hun beurt inkort tot op het eerste blad.

Zomersnoei dient om de week à veertien dagen te gebeuren om de groei en bloei en oogst onder controle te houden!

 

Reacties zijn gesloten.